De muze en de mecenas

De muze en de mecenas

Maria, een jonge vrouw afkomstig van Nijvel, werd in 1207 begijn in een begijnhof dicht bij de priorij van Oignies. Ze was er op zoek naar rust, nadat ze met haar man meerdere jaren in een leprozerie had verbleven. Ze was daar befaamd geworden omdat ze tussen de zieken leefde en een bijzonder godvruchtig leven leidde. Veel mensen kwamen haar om raad vragen en naar haar luisteren.

Het jaar daarop kwam Jacob van Vitry, een theoloog uit Reims, Maria opzoeken. Hij werd getroffen door de mystieke persoonlijkheid van de jonge vrouw en besloot om bij haar te blijven. In eerste instantie werd hij haar biechtvader, maar Maria overtuigde hem ervan om ook in te treden in het klooster van Oignies. Hij werd er tot priester gewijd en verbleef nog altijd in Oignies toen Maria in 1213, na een lange ziekte, overleed. Drie jaar later publiceerde hij Vie de la bienheureuse Marie d’Oignies (Het leven van de zalige Maria van Oignies). Dit werk gaf definitief bekendheid aan haar naam. Kort daarna stroomden pelgrims toe in de priorij van Oignies, waar de sarcofaag met haar stoffelijk overschot stond.

Vitry verliet Oignies om meer prestigieuze functies te gaan bekleden, maar hij liet de priorij niet in de steek. De geestelijke, maar ook materiële toekomst van het klooster ging hem ter harte en vanuit zijn nieuwe standplaatsen stuurde hij regelmatig relieken naar Oignies. Deze schenkingen en ook de cultus gewijd aan Maria, lieten de monniken van Oignies toe om prachtige religieuze objecten van grote artistieke waarde te vervaardigen.

Share:
facebooktwitterlinkedinemailprint